terug_naar_homepage
login_linkspoot
lees_ook

seizoen 15/16:
figuranten
Butterfly
keuzes
Johan Cruijff
Jetro
kijk en zicht
verwondering
cyclus
pijnbank
spelletjes
kleurloos
Realisten en romantici
Blind

het centrum van Rotterdam

Het centrum van Rotterdam vertegenwoordigde de kracht van Nederland. Niet verwonderlijk dat de Duitsers het plat bombardeerden om het taaie verzet te breken.

Met weemoed denk ik terug aan de verhalen over Theo de Tank en IJzeren Rinus. De overlevering weet sappig te melden dat zij, voorafgaand aan de klassieker tegen Ajax, aan Neerlands beste voetballer ooit het welgemeende advies toebeten dat hij maar beter uit het strafschopgebied van Feyenoord moest blijven. Als hij tenminste prijs stelde op de huidige gesteldheid van zijn ledematen. Cruijff zette zijn glanzende carrière niet op het spel om de opmerking op haar waarheidsgehalte te testen. Hij wist wel beter; bij het passeren van Laseroms of Israel bleef er altijd eentje stil op de grond liggen, de bal of de onverlaat met teveel lef en te weinig hersens.
De veel te vroeg gestorven Theo Laseroms was een beul van een voorstopper die zijn gelijke niet kende. Niet de snelste, wel de hardste. Gemeen als het moest, altijd onverschrokken. Meevoetballen? De bal inleveren bij Van Hanegem en op zoek naar de overblijfselen van de zojuist uitgebeende spits. Het voetballen stopte bij Laseroms, een vakman in zijn werk.
Helaas was Rinus Israel geblesseerd voorafgaand aan het WK van 1974, anders had dat slappe rollertje van Gerd Muller het doel nooit gehaald. Waarom niet? Omdat Gerd al lang niet meer had meegedaan. Nu kreeg de nog jonge maar harde voorstopper Wim Rijsbergen de rugdekking van Arie Haan. Arie Bombarie, de enige rug die hij ooit gedekt heeft is zijn eigen rug. En dus tippelde der Bomber in schaapskleren achteloos de zestien van Oranje binnen, omdat Arie (die het later in zijn loopbaan zich behoorlijk thuis voelde in die Heimat) open huis hield.
Israel, part-time sigarenboer, had niet de natuurlijke flair van zijn Duitse evenknie Franz Beckenbauer, maar hoefde qua spelinzicht en traptechniek niet voor der Kaiser onder te doen. Een strakke pass over 40 meter op de stropdas van een medespeler was een fluitje van een cent, kopsterk zowel verdedigend als aanvallend en steenhard in elk duel om de bal.

Twintig jaar later aanschouw ik met eigen ogen de kracht en onverzettelijkheid van een nieuw Rotterdams centrum: John de Wolf en Henk Fräser. De Wolf, met ongeschoren ponem en wapperende manen beukte iedere spits naar de gallemiezen. In de lucht had een tegenstander sowieso niets te zoeken, John regeerde in het luchtruim. En als er al eentje dacht dat hij de linkmiechel kon uithangen en De Wolf wilde kloppen op snelheid en wendbaarheid, dan was er altijd nog Fräser. Lenig als een luipaard, geniepig als valse straathond. Henk kneep, spuugde en elleboogde zich door een wedstrijd heen, als hij het niet met zijn twaalf bebraamde stalen noppen af kon. Hard voor tegenstanders? Inderdaad, maar ook voor zichzelf. John speelde een wedstrijd uit met een bebloede tulband om zijn hoofd. Het gapende gat kon na afloop wel gedicht worden. Henk speelde ooit een wedstrijd vol met een gebroken scheenbeen. Niets van gemerkt, geen aandacht voor randzaken.

En dan zit ik 15 jaar later op een vrijdagavond voor de buis, de wedstrijd Excelsior tegen Feyenoord wordt live uitgezonden. In de eerste minuut gaat het al bijna fout, in de tweede minuut is het zo ver (1-0) en tien minuten later is het vonnis geveld (2-0). Excelsior geeft Feyenoord een oorwassing. Een pygmee van de voetbalkleuter uit Kralingen, ik weet zijn naam niet eens, scoort volledig vrijstaand 1-0. Vervolgens mag Geert den Ouden, die een half jaar geleden clubloos zich gratis aanmeldde bij Excelsior om mee te trainen, simpel een lage voorzet bij de eerste paal binnentikken: 2-0 dus. Het centrum van Feyenoord, voorheen gehouwen uit graniet, schuttert als een boterbloempje.
Kevin Hofland denkt dat hij met een kaalgeschoren hoofd wel angst zal inboezemen, maar de enige die daar van onder de indruk zal raken is een net uit de kast gekomen natte kers in een darkroom. Hofland, ooit gedumpt door PSV, is gehaald om de defensie van de Rotterdammers op orde te krijgen. Iedere kenner weet dat de transfer van Hofland naar Wolfsburg totaal niet spectaculair was. Wolfsburg was ten tijde van de aankoop van Hofland een degradatiekandidaat in de Bundesliga. Later ging de club van Volkswagen aan de weg timmeren en bleek Kevin onvoldoende kwaliteit te hebben om aan te klampen. Als vaste bankzitter in Duitsland kwam hij in de Kuip terecht.
En dan Serginho Greene. Een groter drama heb ik nog niet gezien in het rood-wit. Wat een pedante air heeft deze mislukte Indiaan. Als een parmantig paard loopt hij in gestrekte draf over het veld. Compleet met paardestaart. Werkelijk iedere pass over een grotere afstand dan 10 meter verdwijnt buiten de lijnen of in niemandsland. En toch stug volhouden. Ik heb immers die pass, zal hij zichzelf in de spiegel voorliegen. Greene glijdt dikwijls op zijn verwijfde smoel (blijkbaar het verkeerde beslag) en kijkt dan weer verwijtend naar God en iedereen dat het toch echt zijn schuld niet is dat er weer afgetrapt moet worden. Ingrijpen doet hij bij voorkeur met een noodsliding (logisch, hij is altijd te laat) of hij duelleert alsof hij geschoeid is met teenslippers.

Hofland en Greene, het centrum van de trots van Rotterdam. Daar heb je geen bommen voor nodig, die blunderen zichzelf wel naar het ongeluk. Helaas nemen ze de komende tijd Feyenoord mee naar hun ellendige voorland. En wij, Feyenoordsupporters, worden gedwongen om te kijken.
Wat een voorland.

copyright by © judge